Zelfverwerkelijking
Amir Smits

Door de eeuwen heen hebben mystici de subtiele taal van de poëzie gebruikt in een poging om het onzegbare in woorden uit te drukken. Hun gedichten getuigen van de diepe innerlijke reis die de mens kan maken. In deze bijdrage wordt een keuze uit de rijke traditie van soefi-poëzie gepresenteerd die ons iets over deze prachtige innerlijke zoektocht kan vertellen. Hieronder vind je een selectie uit die eeuwenoude traditie.
Zoeken naar zingeving
Luister naar het lied van het riet
over zijn scheiding:
“Sinds ik uit mijn bed van riet werd losgesneden,
kwam een klaaglijke klank in me.
Iedereen die gescheiden is van zijn geliefde,
weet wat ik bedoel
Heimwee is het lot van ieder
die uit zijn oorsprong werd losgerukt.
Waar mensen samenwonen ben ik,
en meng ik me in hun blijdschap en verdriet.
Een vriend ben ik voor allen,
al hoort slechts een enkeling
achter de noten die ik zing
het geheim dat ik in me draag.
Daar lenen oren zich niet voor.
Lichaam en ziel zijn niet van elkaar gescheiden,
maar wie heeft de ogen om dit te zien?
Wie heeft de oren om dit te horen?
Roemi
Menigeen komt op een gegeven moment in zijn leven op een punt waarop hij of zij de vraag stelt: “Is dit alles, is er geen diepere zin in het leven?” Met onze zintuigen zijn we sterk gericht op alles wat er in de wereld om ons heen gebeurt en we zijn een groot deel van onze tijd bezig met het najagen van materiële doelen, of houden ons bezig met zaken als status of prestige. Op zichzelf is daar niets mis mee, maar het is duidelijk dat dit alles ons uiteindelijk niet datgene geeft wat we zoeken. Bepaalde diepere verlangens blijven onvervuld.

In het openingsgedicht over de rietfluit werpt de soefimysticus en dichter, Roemi, een interessant licht op dit besef van tekort. Hij vergelijkt de menselijke ziel met een rietstengel. “Sinds ik uit mijn bed van riet werd losgesneden, kwam een klaaglijke klank in me”. De essentie van de levenspijn die we van tijd tot tijd ervaren ligt volgens hem in het feit dat we ons in een staat van “afgescheidenheid” bevinden. Zoals de rietstengel oorspronkelijk onderdeel van het rietbed was, zo bevond ook de ziel zich aanvankelijk in een staat van eenheid: één met haar schepper, met het kosmisch bewustzijn, het universum, het Goddelijke of hoe we dit mysterie ook willen noemen.
De soefi-traditie geeft ons prachtige inzichten over hoe we die oer-verbintenis kunnen herstellen. Belangrijk hierbij is het mensbeeld zoals Hazrat Inayat Khan dat ons toont. In essentie is de mens ziel of goddelijk licht. Daarnaast heeft de mens een psyche en een fysiek lichaam, omhulsels waarmee de ziel zich bekleedt om de reis in de aardse sfeer te kunnen maken. Deze lichamen c.q. bedekkingen brengen een versluiering van het innerlijk licht met zich mee. Hierdoor zijn we vergeten dat wij in essentie Goddelijk Licht zijn.
Je mag vele jaren in een stad gewoond hebben,
maar zodra je in slaap valt,
rijst er een andere stad in je geest op,
vol van zijn eigen goed en kwaad.
Je eigen stad, waar je lang woonde,
verdwijnt volledig uit je herinnering.
Je zegt niet: ‘Ik ben hier een vreemdeling: dit is mijn stad niet.’
Je meent dat je hier altijd gewoond hebt,
je denkt dat je hier geboren bent en opgegroeid,
Verbaast het je niet dat je ziel zich haar vroegere huis tehuis niet herinnert?
Maar hoe zou zij zich dat kunnen herinneren?
Zij is gewikkeld in de slaap van deze wereld,
als een ster bedekt door wolken
Zij heeft door zoveel steden gereisd
en het stof dat haar visie verduistert is nog niet weggeveegd.
Roemi
Door de sluiers weg te nemen, kunnen we dat licht letterlijk ont-dekken. Dat is de essentie van de innerlijke weg die we hebben te gaan. De mens staat hierbij voor de uitdaging om het fysieke lichaam en de psyche daadwerkelijk tot een instrument te maken waarmee de ziel hier op aarde ervaringen op kan doen. Dat betekent dat wij voor de uitdaging staan om meesterschap over lichaam en psyche te ontwikkelen. In wezen is hier sprake van een proces van veredeling, door Hazrat Inayat Khan zo mooi omschreven als de Alchemie van het Geluk. Door ons kleine ego te overstijgen en ons niet nodeloos te binden aan materiële zaken, kunnen we het innerlijk licht in onszelf herontdekken.


Verlangen naar vervulling
Ieder ogenblik komt de oproep tot liefhebben tot ons,
de oproep van de liefde.
Wil je met ons meekomen?
Dit is niet de tijd om thuis te blijven.
Ga naar buiten en geef je over aan de tuin…
Roemi
O Liefde, o zuivere, diepe Liefde, kom hier, kom nu.
Wees alles, werelden lossen op in jouw zuivere straling.
Door jou branden breekbare levens helderder dan koude sterren.
Maak mij tot jouw dienaar, jouw adem, jouw essentie.
Roemi
De Soefi dichters roepen ons op om, ongeacht hoe we tot nu toe ons leven hebben geleefd, het verleden te laten voor wat het is en te kiezen voor een nieuw leven:
Kom, kom, wie je ook bent,
zwerver, aanbidder, minnaar van verre,
wat doet het ertoe?
Wij zijn geen karavaan van de wanhoop.
Kom, kom, ook al heb je je beloften verbroken,
we honderd maal,
kom, kom opnieuw, kom.
Roemi
De mens die eenmaal ontwaakt is uit zijn sluimer, begint intens te verlangen naar een staat van eenheid en een gevoel van verbondenheid. In dit stadium zal hij langzaam maar zeker God in alles gaan zien: in de natuur, in zijn medemens en vooral ook in zichzelf. Niet alleen is de mens op zoek naar zijn Schepper, maar hij gaat ook ervaren dat deze naar hem op zoek is. Het besef rijpt dat we allen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, en deel uitmaken van dat Ene Wezen:
Het hele universum contempleert Uw gelaat.
Als het U ziet, wenen de zielen en verscheuren zij hun kleren.
In de ogen van hen, die door hartstocht wijs zijn geworden,
is Uw dwaasheid de diamant, de fontein van het paradijs.
Roemi
Geef me extase, geef me het naakte wonder, o mijn Schepper!
Geef geboorte aan de Geliefde in mij en laat deze minnaar sterven.
Laat duizend verlangens één Liefde worden.
Roemi
Het universele karakter van de weg die we allen afleggen, wordt zo prachtig verwoord door Ibn Arabi, die het Soefisme de religie van de liefde noemt:
Mijn hart kan iedere vorm aannemen:
het is een weide voor gezellen,
en een klooster voor christelijke monikken,
een afgodentempel,
en de Ka’aba voor de pelgrims
en de tafelen van de thora
en het boek van de koran.
Ik volg de religie van de liefde:
Welk pad de kameel van de liefde ook kiest,
dat is mijn religie en mijn geloof.
Ibn Arabi
De transformerende werking
van pijn en verdriet
Een mens die het mystieke lijden niet kent,
leeft niet echt.
Hij is als ijs.
Het lijden van de ziel is een teken van leven;
het toont overgave aan God.
Het lichaam leeft door de ziel;
de ziel leeft door dit heilige lijden.
Hij die dit niet kent,
kan niet echt een menselijk wezen genoemd worden.
Een zwangere vrouw baart nooit zonder pijn.
Een leger overwint nooit zonder moeilijkheden.
Vereniging zonder lijden is onmogelijk.
Een kil hart zal dit nooit bereiken.
Lijden geeft vleugels aan de vogel van de ziel;
een vogel zonder vleugels kan niet vliegen.
Dus, mijn vriend, ween, steun en klaag,
opdat je jezelf kunt bevrijden uit deze gevangenis,
en vlieg naar die grenzeloze plaats
waar je voor eeuwig zult zijn
in de eindeloze hemel van God.
Sultan Valad
De innerlijke reis op weg naar het licht kent zijn moeilijke en pijnlijke kanten. Door de eeuwen heen hebben mystici zoals Johannes van het Kruis de diepe wanhoop omschreven waarmee zij op een gegeven moment werden geconfronteerd, een ervaring die vaak de ‘donkere nacht van de ziel’ wordt genoemd.

Hazrat Inayat Khan ziet pijn als een belangrijke transformerende kracht. Zo zegt hij dat “alleen pijn het hart tot leven brengt”. Maar op een andere plaats schrijft hij dat “geluk ons geboorterecht is”. Ook bij Abu Said zien we deze schijnbare tegenspraak opduiken:
Niemand heeft de oneindige schat van vereniging
ooit bereikt door lijden:
Toch is het vreemd dat zonder lijden,
niemand ooit die schat waarnam.
Abu Said
Deze uitspraak laat zien dat pijn en tegenslag in de Soefi traditie niet worden verheerlijkt. Maar tegelijkertijd wordt wel erkend dat het ervaren van pijn de mens dichter bij het innerlijk licht kan brengen. Hazrat Inayat Khan heeft het menselijk hart vergeleken met de rietfluit, het symbool dat bij de dichter Roemi zo een belangrijke rol speelt. De rietstengel kan pas als instrument gaan fungeren als er gaten in geboord zijn. Zo is het ook met het hart. Het hart kan pas als een instrument van het Goddelijke worden gebruikt op het moment dat het geopend is. En het is juist door pijn dat het hart geopend kan worden. Voor een deel hangt deze pijn samen met de strijd die we leveren met het kleine ego en alles wat daarmee samenhangt. Daarnaast boezemt het opgeven van iedere controle, en het besluiten tot een volledige overgave, enorm veel angst in:
Een man werd door een tijger van een rots gejaagd. Hij viel en kon net nog een tak grijpen. Boven hem stond de tijger en grauwde. Dertig meter onder hem sloegen hoge golven tegen de barre rotsen. Tot zijn ontzetting zag hij dat twee ratten bezig waren de tak, waaraan hij zich vastklampte, aan te vreten. Beseffend dat hij verloren was, schreeuwde hij: ‘Heer, red mij’. Hij hoorde een stem die zei: ‘Natuurlijk. Ik zal je redden. Maar laat eerst die tak los.’
Traditioneel Soefiverhaal
Daarnaast wordt de pijn gevoed door het voelen van de nabijheid van de Goddelijke aanwezigheid, zonder deze volledig te kunnen ervaren. Maar uiteindelijk brengt deze pijn de reiziger tot zijn doel:
O mijn God en mijn Schepper;
ofschoon U mij pijnigt
met beproevingen van allerlei soort,
het is niets vergeleken
met ver weg van U te zijn.
En hoewel U mij zegent
met de rijkdom van de hemel,
zou dat toch nog minder zijn dan de extase
die Uw liefde in mijn hart heeft doen ontstaan.
Roqiyah


Leven in eenheid
Luister, druppel, geef jezelf op zonder spijt en ontvang in ruil daarvoor de Oceaan. Luister druppel, gun jezelf die eer en voel je geborgen in de armen van de Zee. Wie viel ooit dat geluk ten deel? Een Oceaan die een druppel het hof maakt! In Godsnaam, in Godsnaam, verkoop en koop direct. Geef een druppel en ontvang een Zee vol parels.
Roemi
In de laatste stadia op het innerlijk pad vervaagt het ego van de mens meer en meer. De relatie met het goddelijke wordt vaak omschreven als een druppel water die in de Oceaan opgaat. De mens verliest zijn individualiteit, maar in ruil daarvoor zal hij de Goddelijke Eenheid kunnen ervaren:
Ik ging op weg om Hem te zoeken
en verloor mijzelf.
De druppel werd opgenomen in de zee.
Wie kan hem nu terugvinden?
Terwijl ik zocht en zocht naar Hem
verloor ik mijzelf.
De zee nam de druppel op.
Wie kan hem nu terugvinden?
Kabir
In de Oceaan van Zuiverheid smolt ik als zout.
Zekerheid, twijfel, geloof en ongeloof:
niets bleef ervan over.
In mijn hart verscheen een ster,
waar alle zeven hemelen in opgingen.
Roemi

De bewustzijnsstaat waarin de mens komt te verkeren in deze laatste stadia van de innerlijke reis, is uiteraard niet in woorden te vatten. Maar soefi-mystici hebben ons gedichten nagelaten die ons in staat stellen iets te kunnen proeven van hun diepe innerlijke ervaringen:
Toen de dag kwam;
de dag waarvoor ik geleefd had en gestorven was.
Op de dag die niet in enige kalender staat,
werden wolken van liefde’
overvloedig over mij uitgestort.
In me was mijn ziel doorweekt,
rondom me was zelfs de woestijn groen.
Kabir
Je bent de kopie van een Goddelijke Brief.
Je bent de weerspiegeling van Koninklijke Schoonheid,
buiten jou is er niets in dit Heelal,
zoek alles in jezelf:
je kunt zijn wat je wilt.
Roemi
Zeer kenmerkend voor de Soefi traditie is dat het streven van de mens op zijn innerlijke reis niet beperkt blijft tot innerlijke bewustwording en vervolmaking. De meest wezenlijke manier om onze Schepper te dienen, is door onze medemens te dienen. En zo kan het licht, het bewustzijn, worden vergroot en verspreid:
O Heer, geef mij een hart,
dat ik kan uitstorten in dankbaarheid.
Geef mij een leven,
dat ik kan besteden
aan de redding van de wereld.
Sjeik Ansari